Interactief voorlezen

Het is mode geworden in de kinderopvang en in de peuter- en kleutergroepen om interactief voor te lezen. Dit is een manier van voorlezen waarbij de volwassene het verhaal voortdurend onderbreekt door vragen te stellen over het verhaal of over de plaatjes die te zien zijn.

Bij de interactieve voorleesmethode behoren ook leestips ( www.peuterplace.nl):

Weet wat u leest –Als u weet waar het verhaal over gaat, kunt u van tevoren bedenken wat u kunt uitleggen en vragen tijdens het voorlezen.

Dit betekent dat er helemaal niet ingezet wordt op het voorlezen van een verhaaltje, maar dat aan kinderen iets geleerd moet worden.

Je eigen voorleesritueel – Met een pop of knuffel die lijkt op één van de hoofdpersonen in het verhaal, kunt u het verhaal ‘naspelen’. Als u dat regelmatig doet, ziet een kind steeds beter hoe verhalen ‘in elkaar zitten’.

Dit betekent dat het kind zijn eigen fantasie niet kan oefenen en het hier en nu niet kan overstijgen. We maken het verhaal plat.

Bekijk samen de kaft – Als u de kaft samen bekijkt, kunt u samen met uw kind bedenken waar het boek over zou kunnen gaan.

Wat is dit voor suggestie? Als het boek ergens anders over gaat dan bedacht, wat dan?

Laat uw kind vertellen – Uw kind heeft eigen ideeën en gevoelens over het verhaal en kan ook meepraten vanuit eigen ervaringen. Daar kunt u dan weer op ingaan. Zo blijft uw kind betrokken bij het verhaal.

Vergeten wordt dat kinderen bij voorlezen als vanzelf verzinken in het verhaal. Aan de hele lichaamshouding is dit af te lezen. Kinderen stellen soms wel eens een vraag ter verduidelijking. Daar kan dan op ingegaan worden. Maar over het algemeen zullen ze en verhaal ademloos aanhoren.

Speel in op reacties – Kinderen hebben veel te vertellen. Het is leuker om mee te gaan met de verhalen van de kinderen, dan strak vast te houden aan het boek.

Voorlezen moet onderscheiden worden van praten en converseren met een kind over dingen die hem/haar bezighouden. Beiden zijn belangrijk, maar ze hebben beiden wel een verschillend doel.

Voorspel samen het verhaal – Vraag op spannende momenten aan uw kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan.

Zo wordt de spanning wel echt uit het verhaal gehaald. Het is te vergelijken met de reclamespots die een film op de t.v. onderbreken.

Besteed aandacht aan moeilijke woorden – U kunt uw kind helpen om nieuwe woorden te leren door bij een moeilijk woord een plaatje aan te wijzen, iets voor te doen, of een voorbeeld te geven. Zo onthoudt uw kind het woord beter.

Wisten we nog dat we wilden voorlezen en dus de literaire beleving wilden voeden? Het gaat niet om het leren van woorden, maar om beleving en verbeelding.

Maak het levendig – U kunt bij het voorlezen ondersteunende geluiden of bewegingen maken of uw kind vragen om iets (voor) te doen.

Natuurlijk moet levendig worden voorgelezen, maar er hoeft geen toneelstukje van te worden gemaakt.

Praat na over het boek – Laat uw kind het verhaal navertellen aan een broertje of zusje. Door het verhaal aan een ander te vertellen en erover na te praten gaat uw kind het verhaal beter begrijpen.

Dit lijkt op overhoren of het wel goed begrepen is.

Herhaling: lees het boek vaker voor – Waarschijnlijk zal uw kind vragen om het boek nog een keer voor te lezen. Dat is ook goed. Uw kind leert er iedere keer weer iets nieuws van.

Als er werkelijk interactief is voorgelezen zal het kind waarschijnlijk niet vragen het boek nog eens voor te lezen. Het ging om woordjes, knuffels, geluiden en om vragen wat het kind er van vindt. Dat is gewoon niet spannend.

Het voordeel van modes is dat ze aan verandering onderhevig zijn. Hopelijk is het interactieve voorlezen snel weer uit de mode.

 

https://wij-leren.nl/interactief-voorlezen.php.

Sieneke Goorhuis, 1-6-2014.